Mahmood en de gouden honden - een jeugdboek van Jan De Leeuw

2024: nieuw verschenen bij uitgeverij De Eenhoorn

Derde deel in de spannende reeks over de dappere Mahmood, in en rond de dierentuin. Hoe verwerkt een westers land zijn koloniale geschiedenis? Dompel je samen met Mahmood onder in de mooiste paleistuinen, de donkerste sarcofagen en de diepste onderbuik van de grootstad.

Mahmood kan zijn opwinding niet de baas als er een gorilla in de dierentuin aankomt. Maar veel tijd om met het dier kennis te maken, heeft hij niet, want hij ziet een indringer bij de krokodillen. Net op het nippertje kan hij de jongen nog redden. Hij heet Raf, maar wie is hij echt? Waarom heeft hij een zwarte, geklauwde rechterhand? En wat heeft dit alles te maken met de standbeelden die een voor een worden neergehaald in de stad?


(fragment)
Als moeder met de meeste brokstukken naar de keuken is verdwenen, loopt zijn vader terug naar de tafel.

‘Blijf daar niet staan,’ zegt hij. ‘Zit, zit.’

Yahya aarzelt, maar het meisje trekt een stoel van onder de tafel.

‘Hebben jullie vaste plaatsen?’.

‘Dat is een prima plek… Imani is het toch?’ vraagt zijn vader.

Ze knikt.

‘Een mooie naam. Het betekent geloof in het Arabisch.’

‘Het is Swahili,’ snauwt Yahya.

Vader negeert hem en wijst naar Alya.

‘Dit is mijn parel, mijn Alya.’

Alya glimlacht flauwtjes.

‘En dit is onze jongste, onze dromer. Mahmood.’

Mahmood glimlacht naar Imani. Als ze teruglacht, lijkt de kamer op te lichten. Moeder komt met een borstel en een vuilblik terug naar binnen.

‘Ik ruim dit nog even op en dan kunnen we eten.’

Vader slaat haar even gade, draait zich dan terug naar Imani.

‘Waar hebben jullie elkaar leren kennen?’

‘We zitten naast elkaar voor het vak Wetenschappen,’ zegt Imani.

‘Jullie zitten dus op dezelfde school?’ vraagt vader een beetje dom.

Als moeder de kamer uitloopt met de veger en het blik en even later terugkeert met een stapel nieuwe borden stevig in de handen, walmt de geur van de keuken naar binnen.

‘Het ruikt lekker, mevrouw Alami,’ zegt Imani.

‘Zeg dat tegen mijn man. Die heeft gekookt.’

‘Ja,’ zegt zijn vader. ‘Ik ben geen onaardige kok, al zeg ik het zelf. Ik had het vandaag minder druk dan mijn vrouw, dus is het logisch dat ik het koken op mij neem. Kookt jouw vader soms?’

‘Mijn vader is dood,’ zegt Imani.

Opnieuw valt er een stilte.

‘Het is oké,’ zegt Imani. ‘Het is al lang geleden. Ik was nog een kind.’

‘Hoe is hij gestorven?’ vraagt Alya.

‘Hij is opgepakt door de politie en nooit meer teruggekomen. Na zijn dood zijn mijn moeder en ik uit Goyame weggevlucht naar mijn tante die hier al woonde.’
‘Dan ben je geboren in Goyame?’ vraagt Mahmood.

Ze knikt.

‘Zijn daar ook tovenaars?’

‘Tovenaars?’ Ze lacht. ‘Zoals goochelaars die konijnen uit een hoed toveren?’

‘Nee, toverdokters die vervloekingen kunnen uitspreken.’

‘Mahmood!’

Zijn moeder kijkt hem streng aan terwijl ze de borden een voor een op tafel zet.

‘Wat?’

‘Tovenaars, Mahmood? Denk toch eens na. Alsof iedereen daar nog in hutten leeft en rond het kampvuur danst.’
‘Maar er waren inderdaad nog tovenaars, mevrouw Alami,’ zegt Imani. ‘Ik herinner me nog hoe een van hen bij ons thuis kwam, toen mijn vader net verdwenen was en we niet wisten waar ze hem hadden heengebracht. Heel precies kan ik het me niet meer herinneren, maar ik weet wel dat hij een foto van mijn vader en een ketel met water nodig had. De stank van de kippenveren  die hij verbrandde, bleef nog dagenlang in de kamers hangen. Het beeld dat me het meest is bijgebleven, is dat van mijn moeder die begon te gillen toen het water in de ketel plots rood kleurde. Toen wisten we wat we pas veel later officieel te horen kregen.’

Ze voelt de blikken van de familie en ze zwaait even met haar hand, alsof ze het verleden weg wuift.

‘Zoals ik al zei, het is al lang geleden. Maar er lopen zeker nog tovenaars rond, Mahmood. Er zitten er zelfs een paar in deze stad. Onze bovenbuurman, dokter Mitani, is een heel succesvolle tovenaar. Er is geen situatie die hij niet aankan, als ik zijn flyers mag geloven.’

‘Mitani?’ roept Mahmood.

‘Ja. Ken je hem misschien?’

Mahmood schudt het hoofd.

‘Heb je problemen op school, met je lief, je kinderen  of met kwaaie geesten? Hij lost het allemaal voor je op. Voor een prijs, natuurlijk.’

‘Misschien moet je tijdens de examens eens langs gaan, Yahya,’ zegt zijn vader. ‘Wie weet kan hij je helpen met je resultaten. Je hebt alle andere dingen al geprobeerd, behalve studeren, haha.’

Yahya lacht niet en er valt weer een stilte tot Mahmoods moeder binnenkomt met in beide handen een grote ovenslee waarin twee krokant gebakken kippen op een berg van gegrilde groenten balanceren. Mahmood ruikt zoete aardappelen, paprika, look nog in de schil en kleine krielaardappeltjes. Het water komt hem in de mond.

Imani is de eerste die bediend wordt.

‘Bil of rug?’ vraagt vader.

Mahmood verwacht dat ze zal zeggen dat ze alles lekker vindt en dat ze zal wachten tot de rest heeft gekozen. Zo is het hem aangeleerd. Maar Imani kiest probleemloos voor de rug.

‘Water?’ vraagt moeder en steekt een karaf de lucht in.

‘Graag.’

‘Er is geen wijn. We drinken geen alcohol in dit huis. En zelfs al was dat het geval, dan zijn jullie nog veel te jong om te drinken.’

‘Wie heeft er wijn nodig met zo’n lekkere kip?’ zegt ze.
Vader glundert.standbeeld

‘Bismillah.’

Ze eten in stilte, tot Alya Imani vraagt wat ze van al die heisa ronde de standbeelden van Victor Graus vindt.

‘Alya!’ roept moeder. ‘Wat is er vandaag in mijn kinderen gevaren? Eerst tovenaars en nu dit. Alsof Imani daar per se een mening moet over hebben, alleen maar omdat ze zw…’

Moeder weet niet goed hoe ze verder moet.

‘Omdat ze…?’ vraagt Alya.

‘We praten niet over dit soort dingen aan tafel,’ zegt moeder.
‘We hebben het er een paar dagen geleden nog over gehad,’ zegt Alya.

‘Misschien wil Imani het daar helemaal niet over hebben.’
‘Misschien ook wel,’ zegt Alya rustig, alsof ze de irritatie van moeder niet opmerkt. ‘Wat denk je, Imani, moeten die standbeelden weg?’

‘Natuurlijk moeten die weg,’ zegt Yahya. ‘Hoe kun je dat ook maar vragen? Het is de verheerlijking van een massamoordenaar.’

Imani legt even haar hand op die van Yahya. Het is een klein gebaar maar iedereen aan tafel heeft het opgemerkt.

‘De standbeelden maken me niet meteen vrolijk als ik door de stad loop,’ zegt Imani. ‘Maar het lijkt me te makkelijk om het allemaal in de schoenen van één man te schuiven. Er was een hele organisatie nodig om het land te onderdrukken en die verdween niet toen hij stierf.’

‘Dat kan allemaal wel zo zijn,’ zegt Mahmoods moeder, ‘maar het is verleden tijd. Victor Graus is dood. Zijn slachtoffers zijn dood. Sommige dingen vallen nu eenmaal niet op te lossen.’

‘Het is spijtig genoeg geen verleden tijd. Het gaat nog steeds door,’ zegt Imani.

‘Hoezo?’ vraagt Alya.

‘Eerst waren we de vrijstaat Goyame. Mocht het niet zo intreurig zijn, dan was het grappig, want geen volk was onvrijer. Nu zijn we de onafhankelijke republiek Goyame. Onafhankelijk van wat? Niet van internationale hulp, niet van grote multinationals die ons leegplunderen en niet van een corrupte regering. Victor Graus heeft misschien de aanzet gegeven, maar anderen zijn gretig gevolgd waar hij voorging.’

‘En hoe moet het dan goed komen volgens jou?’ vraagt Mahmoods moeder. ‘Moeten de nakomelingen boeten voor wat hun voorvaders deden? Een oog voor een oog en een tand voor een tand, zoals de Nazareners zeggen? Als de slaven meesters worden en de meesters slaven, dan zijn we niet veel opgeschoten.’

‘Ik denk dat de slaven daar anders over denken dan de meesters,’ lacht Imani. ‘Maar u hebt gelijk. Oog om oog klinkt misschien logisch, maar op het einde zit je met een heleboel blinde mensen. In Goyame hadden ze vroeger hun eigen manier om problemen op te lossen.’

‘Wat was dat?’ Yahya kijkt naar Imani alsof er parels uit haar mond zullen rollen, en niet een klein kippenbotje dat ze zorgvuldig van haar lip plukt en op de rand van haar bord legt.

‘De ouderen kwamen samen en bespraken wat de beste manier was voor de groep om verder te kunnen. Soms was dat inderdaad een straf, maar soms kon je de schuld ook afkopen met geld of een stuk vee en soms werd de schuldige aan het werk gezet in de familie van het slachtoffer. Het belangrijkste is dat er een beslissing komt waar iedereen zich kan in vinden zodat de groep verder kan.’

‘Wat zouden de ouderen in dit geval beslissen?’ vraagt vader.

‘Dat weet ik niet, ik ben geen oudere. Maar als iemand je iets heeft ontnomen dan is het maar eerlijk dat je het terugkrijgt. Als dat niet meer mogelijk is, dan kunnen beide partijen samen bekijken wat acceptabel is. Zonder leugens. Zonder de feiten onder tafel te vegen. Dat begint ermee dat de dader bekent wat hij deed, spijt betuigt en bereid is om je schadeloos te stellen. Als iemand iets ergs doet, en het niet eens toegeeft, als iedereen doet of er niets gebeurd is, dan is dat nog eens zo erg. Dat is een slag in je gezicht erbovenop. En ja, als de hand niet vrijwillig uitgestoken wordt omdat die zich als een zwarte klauw rond zijn geld heeft vastgeklampt, dan moet je het afdwingen.’

‘Dat is een mooie speech,’ zegt Mahmoods moeder die ondanks haar halfvolle bord haar bestek nadrukkelijk op tafel heeft gelegd, ‘maar het is niet iets waar wij ons mee moeten bemoeien.’

‘Wat bedoelt u precies, mevrouw Alami?’

‘Ik wil me geen problemen toe-eigenen die niet de mijne zijn. Dit is iets dat de mensen van Goyame het beste zelf uitvechten.’
‘Dat is handig,’ zegt Yahya. ‘Zo hoeven wij nooit iets te doen.’

‘Wij?’ vraagt zijn moeder. ‘En wat heb jij hier mee te maken, Yahya?’

‘Is het niet ieders verantwoordelijkheid dat alle mensen goed behandeld worden?’

‘We hebben onze eigen problemen.’
‘Hoe weet u zo zeker dat het niet evenzeer uw probleem is, mevrouw Alami?’

‘’Wij hebben een andere geschiedenis en een andere strijd.’

‘Maar we hebben dezelfde vijand.’
‘Is dat de koning?’ vraagt Mahmood.

‘Nee liefje,’ glimlacht Imani en als ze telkens gaat lachen wanneer hij domme dingen zegt, dan wordt het nog een vrolijke avond, denkt Mahmood.

‘Onze grote vijand is de overtuiging van sommige mensen dat ze beter zijn dan anderen. Het maakt mij niet uit of ze denken dat het komt door hun huid of hun geloof, de plaats waar ze geboren zijn of het feit dat ze een man zijn. Het gevaar ligt altijd op de loer en als je gelooft dat je dat weg krijgt door een paar bronzen beelden neer te halen, ben je tamelijk naïef.’

‘Ik ben blij dat je het zo ziet, Imani,’ zegt moeder, ‘want Yahya heeft me iets veel sympathie voor de acties van de Zwarte Klauw. Ik snap dat hij verontwaardigd is en iets wil ondernemen maar ik wil niet dat de politie plots op een nacht aan mijn deur staat. Begrijp je me?’

‘Ik denk het.’

‘Het eten wordt koud,’ zegt vader.

Moeder grijpt haar bestek en iedereen buigt zich over hun bord. Het wordt opnieuw stil, maar het is deze keer niet de stilte net voor de leeuwen uit het hoge gras op een groepje zebra’s af springen, eerder de stilte die volgt als de leeuwen hun buik hebben rond gegeten en kleine vogeltjes als vliegende tandenstokers het resterende vlees van tussen hun tanden halen.

‘Imani,’ zegt Mahmood, ‘over die tovenaar…’

‘Moody, hou je mond en eet je kip,’ zegt zijn moeder.


Heb je zelf een boek van Jan De Leeuw gelezen? Laat dan weten wat je ervan vond!

Ga naar de facebook pagina... of

e-mail Jan De Leeuw